“Schiet op, goed gedaan en niks aan de hand” Herkenbare uitspraken, maar hebben ze wel het juiste effect?

Waarschijnlijk gebruiken we tegenwoordig de zinnen “Wacht maar tot je vader thuiskomt” en “Ik zou willen dat je wat meer op je zusje leek” niet meer zo vaak als vroeger. Toch zijn er nog genoeg uitspraken die we geregeld doen, ook al blijkt nu dat die niet zo onschuldig zijn.

1.Goed gedaan!
Uit onderzoek blijkt dat deze soort zinnen ervoor zorgen dat je kind afhankelijk wordt van jouw bevestiging en niet meer uit eigen motivatie handelt. Benoem wat je ziet, zodat je kind weet dat je er aandacht voor hebt. Dus in plaats van te zeggen dat je kind een mooie kleurplaat heeft gemaakt, kun je benoemen welke kleuren je ziet, wat ze heeft gekleurd en welke materialen je kind heeft gebruikt. Op de manier hang je er geen waardeoordeel aan, maar heb je wel aandacht voor het werk van je kind.

2.Oefening baart kunst.
Het is waar: hoe meer je oefent, des te meer zullen vaardigheden op dat gebied zich ontwikkelen. Let echter op, je kind kan hierdoor de druk voelen dat hij/zij moet winnen of ergens in uit moet blinken. Stimuleer je kind om te doen wat hij/zij leuk vindt en benoem dat je niet meer kunt doen dan je best. Je kind zal trots zijn op de vooruitgang die geboekt is, in plaats van op het eindresultaat.

3.Niks aan de hand!
We kennen het allemaal; je kind is gevallen en je roept: “Niks aan de hand, kan gebeuren, speel maar weer lekker verder.” Grote kans dat je kind zich hierdoor slechter gaat voelen. Het is de taak van de ouder om het kind te helpen en om te leren gaan met zijn emoties. Erken zijn gevoel en benoem de emotie erbij (dat was schrikken, hè) en vraag op welke manier hij/zij geholpen wil worden.

4.Schiet op!
Ook dit is een herkenbaar punt: je kind treuzelt bij het ontbijt of schiet niet op met omkleden in de ochtend. Je kind achter de veren aanzitten en zeggen dat hij/zij op moet schieten, werkt averechts. Als je zegt “laten we opschieten” maak je er iets gezamenlijks van en zal je kind eerder geneigd zijn mee te werken. Een andere leuke manier is om er een spelletje van te maken; “We maken er een wedstrijdje van: wie het eerst alles heeft opgeruimd.”

5.Ik ben op dieet.
Een veelvoorkomende uitspraak bij de vrouwen onder ons. Bezig zijn met je gewicht is helemaal prima, tot op bepaalde hoogte, maar houd het voor jezelf. Als je kind ziet dat je iedere dag op de weegschaal staat en bezig bent over calorieën en vet, kan hij/zij een ongezond beeld over het lichaam ontwikkelen. Je kind het verschil tussen gezonde en ongezonde voeding bijleren, is helemaal niet verkeerd maar sla hier niet in door. Ook hierbij geldt: de manier waarop je dingen brengt, maakt een groot verschil. In plaats van te zeggen dat je moet trainen, kun je benoemen dat het lekker weer is en dat je een wandeling gaat maken. Stimuleert je kind misschien zelfs om mee te gaan.